In 2019 is het pensioenakkoord gesloten tussen sociale partners en het kabinet. Hierin zijn onder andere afspraken gemaakt over eerder stoppen met werken, minder snelle verhoging van de AOW-leeftijd en een nieuw pensioenstelsel, waarbij de sterke punten zoals collectiviteit en solidariteit worden behouden en pensioen persoonlijker wordt en rendementen sneller dan nu kunnen worden uitgekeerd. De eerste twee onderwerpen zijn al in wetgeving omgezet. De afspraken over een nieuw pensioenstelsel zijn vorig jaar in een Wetsvoorstel Toekomst Pensioenen vastgelegd. Op dit Wetsvoorstel Toekomst Pensioenen mocht iedereen reageren. Dat is ook massaal gedaan. Het zorgvuldig verwerken van deze reacties kost meer tijd dan vooraf bedacht. Daarom heeft minister Koolmees in een brief aan de Eerste en Tweede Kamer aangekondigd dat de invoering van de wet vertraging oploopt. De minister heeft daarbij aangegeven dat een invoering uiterlijk 1 januari 2023 realistisch is.
De overgang naar een nieuw pensioenstelsel moet zorgvuldig gebeuren. Daarvoor is voldoende tijd nodig. Dit geldt zowel voor het proces van sociale partners als dat van het pensioenfondsbestuur. Voor goede medezeggenschap moet er voldoende tijd hebben voor achterbanraadpleging. De uiterste invoerdatum van het nieuwe pensioenstelsel schuift daarom ook een jaar op, naar 2027. Uiteraard kunnen pensioenfondsen eerder overstappen. Uitstel van de wetgeving betekent dan ook niet dat we achterover kunnen hangen. Integendeel zelfs: Er is voldoende stof om over na te denken en te beslissen voordat alles in kannen en kruiken is.
In het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen staan ook voorstellen over welke regels er gelden voor de pensioenen tot de transitiedatum (het zogenaamde ‘transitie FTK’). Voor het transitie FTK vindt de FNV het van belang dat er met de blik van het nieuwe pensioenstelsel wordt gekeken naar het huidige pensioenstelsel. Dat betekent geen onnodige kortingen en eerder indexeren dan nu mag. Nu mag pas worden geïndexeerd vanaf een dekkingsgraad van 110% en dan ook nog maar een klein beetje. In het transitie FTK mag indexeren vanaf een dekkingsgraad van 105% en mag er meer worden geïndexeerd. Uitstel van de wetgeving zou betekenen dat deze regels ook pas een jaar later ingaan. In de brief geeft de minister aan dat deze regels eventueel in 2022 in kunnen gaan, als de Eerste en Tweede Kamer hun besluitvorming eerder hebben afgerond. Dit is dan wel afhankelijk van de besluitvorming van de minister die er dan zit. Voor de FNV is het belangrijk dat pensioenen met het oog op een nieuw stelsel eerder kunnen worden geïndexeerd. Voor het voorkomen van onnodige kortingen zal de minimale dekkingsgraad van 90% worden blijven gehanteerd.
In het wetsvoorstel Toekomst Pensioen staan ook voorstellen over verkorting van de wachttijd bij uitzendkrachten en voor experimenten voor aansluiting van zzp’ers. Deze twee voorstellen kunnen ook eerder ingaan als de besluitvorming in de Eerste en Tweede Kamer rond is.
Het wetsvoorstel bevat een omvangrijk aantal keuzes die moeten worden gemaakt door cao-partijen, pensioenfondsbesturen, verantwoordingsorganen en ondernemingsraden. In deze informatiebrief wordt toegelicht wie welke beslissingen op welk moment moet nemen.
Tot het moment van overgang (uiterlijk 2027) ziet het traject er op hoofdlijnen als volgt uit:
In 2022 worden de afspraken in het pensioenakkoord omgezet in wetgeving. Uiterlijk 2025 moet cao-partners besluiten over onder andere: het pensioencontract, de hoogte van de pensioenpremie en de beoogde pensioenuitkering, wel of niet de opgebouwde pensioenaanspraken omzetten naar het nieuwe stelsel en het transitieplan. Dit transitieplan bevat de keuzes, overwegingen en berekeningen die ten grondslag liggen aan de gemaakte afspraken. In het transitieplan staat waarom er gekozen is voor de invulling van de nieuwe pensioenregeling en waarom er sprake is van een evenwichtige overstap hiernaartoe. Een deel van deze besluiten kan al eerder worden genomen dan 2025. Veel cao-partijen zijn hier nu al over aan het nadenken. Zodra de wetgeving rond is (uiterlijk 2023) kunnen de berekeningen worden gemaakt. Als cao-partijen al goed hebben bedacht wat ze willen hoeft de besluitvorming geen twee jaar te duren. Dan kan het pensioenfonds eerder aan de slag om het nieuwe stelsel te in te voeren en kan er dus eerder dan 2027 worden overgestapt naar het nieuwe stelsel.
In de conceptwet is een ‘hoorrecht’ voor representatieve vereniging van gepensioneerden en slapers opgenomen. Deze verenigingen mogen een oordeel geven over het transitieplan. Een eventueel oordeel van deze verenigingen is niet bindend, maar sociale partners moeten de ingebrachte standpunten wel beoordelen en meewegen in de belangenafweging bij het finaliseren van het transitieplan. Hiervoor staat een half jaar.
Het transitieplan wordt daarna (uiterlijk 1 januari 2025) aangeboden aan het pensioenfondsbestuur. Zij kunnen de afspraken aanvaarden. Het pensioenfondsbestuur vraagt aan het Verantwoordingsorgaan advies hierover. Vanaf uiterlijk juli 2026 moeten alle afspraken zijn afgerond en kan de implementatie beginnen.
Het eerste besluit dat voorligt gaat over de keuze tussen twee pensioencontracten. In een volgende infobrief gaan we hier op in.
Niet iedereen bouwt pensioen op via een pensioenfonds. Bij sommige bedrijven is het pensioen via een verzekeraar geregeld. Ook daar gaat het een en ander veranderen. Hierover later meer. De werkgever is verplicht om de transitie-effecten van dit besluit in kaart te brengen in een transitieplan. Als de ondernemingsraad instemmingsrecht heeft op de wijziging van de pensioenregeling, moet er een transitieplan beschikbaar zijn bij het verzoek om instemming bij de nieuwe pensioenregeling. Op het transitieplan zelf hoeft geen instemming (of advies) te worden gegeven. Het dient enkel om de gemaakte afspraken (waar wel inspraak op is) te verantwoorden. De werkgever heeft tot 2027 de tijd om de afspraken te maken. We zien dat werkgevers nu al nieuwe contracten afsluiten. Achteroverleunen kan dus hier ook niet.
Er moeten veel afspraken worden gemaakt op de cao-tafel. Het transitieplan moet uiterlijk halverwege 2024 af zijn. Liefst eerder. Dat lijkt nog ver weg, maar het aantal te maken keuzes is omvangrijk. Daarom moet op tijd worden gestart met de discussie. Binnen de FNV worden de leden hierbij betrokken. Deze cao-afspraken hebben gevolgen voor iedereen die pensioen opbouwt en pensioen heeft opgebouwd. Dit zijn dus werknemers, gepensioneerden en ook mensen die pensioen hebben opgebouwd en inmiddels ergens anders werken. Er zijn ook pensioenfondsen waarbij meerdere cao’s zijn aangesloten. De achterbanraadpleging zal dus anders gaan dan bij ‘gewone’ cao-afspraken. Per pensioenfonds of bedrijf zullen niet alleen de actieven die pensioen opbouwen worden geraadpleegd, maar ook de mensen die daar pensioen hebben opgebouwd en inmiddels met pensioen zijn en ook de mensen die pensioen hebben opgebouwd en inmiddels in een ander bedrijf/sector werken, worden geraadpleegd. Bij de FNV zijn leden niet per pensioenfonds/verzekeraar geregistreerd. Er wordt nog gewerkt aan een oplossing hiervoor. We houden u op de hoogte!
Voor de overgang naar een nieuw pensioenstelsel moeten er veel vragen worden beantwoord. De FNV zal zorgen voor heldere informatie via de website en infobrieven.
Inloggen Mijn FNV Catering